Mode. Ik ben er niet zo goed in. Als iets net in de mode komt, vind ik het meestal lelijk. Of onbelangrijk. Tegen de tijd dat het weer uit de mode raakt, denk ik: hmm… zal ik het dan toch maar eens proberen? Dat heb ik met kleding- en met interieurtrends. En misschien heb ik het ook wel met taal?
Nike Air Max en Aussies
Ik was al 17 toen ik mijn suffe C&A spijkerbroeken inruilde voor een Levis 501. Ook de andere modetrends die tijdens mijn basis- en middelbareschooltijd hoogtij vierden, liet ik onverschillig aan me voorbijgaan. Nike Air Max, L.A. Gears, hammerpants, leggings, plateauzolen… allemaal niet gehad. Ik vond het allemaal lelijk. Oké, niet allemaal: ik wilde heel graag L.A. Gears, maar die vond mijn moeder te duur.
Andere modetrends heb ik niet eens onthouden. Oh ja, Aussies, oftewel Australian trainingspakken. Die trend heb ik zeer bewust links laten liggen. Oef, wat vond ik díe lelijk! (Aussies blijken overigens nog steeds te bestaan, maar ’t is nooit mijn scene geworden…).
Ik en mijn ontbrekende modegevoel
Ook in de jaren ná de middelbare school heb ik geen talent voor mode weten te ontwikkelen. Mijn 501 droeg ik nog jaren nadat de bootcut-jeans zijn intrede had gedaan, en toen ik eindelijk klaar was voor die wijde pijpen, zette de rest van de wereld zijn zinnen ineens op de skinny jeans. Minstens drie jaar lang bleef ik stug mijn wijdepijpenbroeken dragen, want in een skinny voelde ik me net een wortel. Skinny jeans bleken een blijvertje, dus ik heb geluk, want je raadt het al: uiteindelijk zwichtte ik toch.
Mijn gebrek aan modegevoel geldt trouwens niet alleen voor kleding, ik heb het ook met interieurtrends. Een paar jaar terug kwam okergeel ineens opzetten als ‘mooie warme kleur voor in huis’. Sjemig, wat vond ik dát lelijk, die vieze poepkleur. Nóóit zou ik me daaraan wagen. Waarschijnlijk raakt het binnen nu en een half jaar uit de mode, want vorige maand ging ik toch overstag. Nu prijken er allemaal okergele kussens op de bank. En ik vind ze prachtig. Hét bewijs dat de trend weer bijna overgewaaid is.
Mode in taal
Ook de Nederlandse taal is aan verandering onderhevig. Laat ik dat voor het gemak ook maar mode noemen. Ieder jaar raken er nieuwe woorden in de mode. Die worden dan aan De Dikke van Dale toegevoegd. Andere woorden raken uit de mode en worden geschrapt. Taalregels die al sinds jaar en dag bestaan, hebben het zwaar. ‘De jeugd’ neemt het er niet zo nauw mee. Op social media zijn zinnen over me schatje, me moeder en me BFF bepaald geen zeldzaamheid. D’s en t’s lijken voor veel mensen steeds ingewikkelder te worden en spaties duiken op steeds raardere plekken op. Midden in woorden, welteverstaan.
Ooit fout, nu goedgekeurd
Soms worden woorden zó vaak fout geschreven, of worden regels zó vaak verkeerd toegepast, dat de dat de nieuwe spelling wordt opgenomen in De Dikke van Dale en het Groene Boekje. Deze woorden waren ooit fout en worden nu officieel goed gerekend. Dat kun je natuurlijk fijn vinden, want het maakt de kans dat je iets fout schrijft een stukje kleiner. Maar voor sommige mensen is dit een doorn in het oog.
Weerstand tegen taalmode
Taalpuristen, ook wel vriendelijk taalnazi’s genoemd, zien veranderingen als verloedering van de Nederlandse taal. Ik noem ze overigens liever een groepje Galliërs dat dapper weerstand biedt. Zij willen het liefst dat alle – soms best ingewikkelde – grammaticaregels gehandhaafd worden. Zo was het, zo is het en zo zal het zijn. Sommige Galliërs stellen zich daarbij inderdaad als een taalnazi op: ze wijzen streng op iedere verkeerd geplaatste d of t. Tja, daar maak je geen vrienden mee (tenzij je eindredacteur of corrector bent zoals ik, dan word je er zelfs voor betaald, joepie!)
Liever taalridder dan taalnazi?
Andere mensen zetten het vriendelijker in. Zo straft Taalvoutjes elke taalfout genadeloos af, maar wel op hilarische wijze. En Signalering Onjuist Spatiegebruik toont aan dat de spatie vaak het verschil maakt. De Vereniging ter bevordering van het gebruik van het bedreigde Nederlandse woord maakt zich hard om – je raadt het al – bedreigde Nederlandse woorden te redden. Het zou toch zonde zijn als de woorden belhamel, laaienlichter, schobbejak en schavuit uit het woordenboek verdwijnen?
Taalfoutjes als modetrend
Zelf ben ik ook gek op taalfoutjes, ik geef het toe. Ik schreef ooit een blog over een spelfout in RTL Late Night, en uit de reacties bleek dat veel mensen die liefde delen. Ik deel dan ook graag spelfoutjes en woordgrapjes via mijn Facebook- en Instagramaccount. Soms worden ze zelfs opgepikt door Taalvoutjes!
En nee, ik zie mezelf zéker niet als taalnazi. Ook niet als taalridder trouwens. Ik vind taalfoutjes vooral grappig. Behalve als ik ze in een officiële uiting zie. Op een website, in een brochure of in de advertentie van een bedrijf. Alleen dan zeg ik er wat van. Maar zoals gezegd: dat is mijn werk.
Zie ik op social media in de reactie ‘me moeder, me mattie en me schattie’ voorbijkomen? Dan hou ik wijselijk mijn mond. Ik zie het maar als modetrend: ik vind het nu écht lelijk en stom, maar wie weet wen ik er ooit aan!